Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ὁ θανατος = de dood
  • ἡ ἐλευθερια = vrijheid
  • μετα = (samen) met
  • τυγχανω = krijgen; treffen; bereiken
  • ἐκ = uit
  • μετεχω = deelhebben aan; deelnemen aan
  • ἡ φυγη = vlucht
  • ἱερος = heilig; gewijd aan
  • ἐκβαινω = gaan uit
  • ἐπι = op
  • ὁ ὀινος = wijn
  • ἐαυτον = zichzelf
  • ἐπιθυμεω = verlangen naar; begeren
  • νομιζω = beschouwen als; vinden
  • αἰτιος = verantwoordelijk voor; schuldig aan
  • ὁ 'ηλιος = zon
  • ὁ 'υπνος = slaap
  • πλην = behalve
  • ἀυθις = opnieuw; weer
  • ἡ φονη = stem
  • ἀνευ = zonder
  • ἀναβαινω = omhoog gaan; beklimmen
  • βλεπω = kijken
  • ὁ ὐιος = zoon
  • κατεχω = in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen
  • δακρυω = huilen
  • ἀποστερεω = beroven van
  • ὁ βιος = leven
  • μετα ταυτα = na dit; daarna
  • ἀπο = vanaf
  • πιπτω = Vallen
  • ἀποθνηισκω = sterven
  • τις; = wie?; wat?; welke?
  • ἡ ἀιτία = oorzaak
  • ἡ συμφορα = gebeurtenis; ongeluk
  • περι = om; over
  • φροντιζω = zich bekommeren om