Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • ver = zien
  • estar = zijn
  • decir = zeggen
  • ir = gaan
  • hablar = praten
  • ser = zijn
  • hacer = doen / maken
  • hay = er is / er zijn
  • poder = kunnen
  • tener = hebben
  • llamarse = heten
  • trabajar = werken
  • preguntar = vragen
  • aprender = leren
  • dar = geven
  • escribir = schrijven
  • buscar = zoeken
  • mirar = kijken
  • saber = weten
  • necesitar = nodig hebben
  • querer = willen