Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • a qué hora? = hoe laat?
  • cuánto dura = hoe lang
  • cuántos años? = hoe oud?
  • cuánto = hoeveel
  • guía = hostess
  • gustar = houden van
  • algo = iets
  • yo = ik
  • me gustaría = ik zou graag
  • en = in
  • en

    op / in

  • por aquí cerca = in de buurt
  • incluido = inclusief
  • información = informatie
  • inscribirse = inschrijven
  • tocar un instrumento = instrument spelen
  • interesante = interessante
  • = ja
  • año = jaar
  • enero = januari
  • = jij
  • tu = jouw
  • julio = juli
  • vosotros = jullie
  • junio = juni
  • La entrada = kaartje
  • habitación = kamer
  • número de habitación = kamernummer
  • en que puedo ayudarle? = kan ik u helpen?
  • peluquería = kapsalon
  • ferias = kermissen
  • elegir = kiezen
  • mirar = kijken
  • niño = kind
  • descuento para niños = kinderkorting
  • quardería = kinderopvang
  • kiosko = kiosk
  • queja = klacht
  • tienda de ropa = kledingzaak
  • caja fuerte = kluis
  • ser de = komen uit
  • comprar = kopen
  • descuento = korting
  • costar = kosten
  • poder = kunnen
  • poder

    mogen / kunnen

  • sábanas = lakens
  • más tarde = later
  • ruido = lawaai
  • estar = liggen
  • línea = lijn
  • a la izquierda = links
  • a pie = lopend
  • no se preocupe! = maakt u zich geen zorgen
  • lunes = maandag
  • pero = maar
  • hombres = mannen
  • con / en = met
  • metro = Metro
  • señora = mevrouw
  • tarde = middag
  • = mijn
  • señor = mijnheer
  • minibar = minibar
  • minutos = minuten
  • móvil = mobiel
  • línea de módem = modemaansluiting
  • tener que = moeten
  • posible = mogelijk
  • poder = mogen
  • poder

    mogen / kunnen

  • momento = moment
  • bonito = mooi
  • lindo / bonito

    mooi

  • mañana = morgen
  • museo = museum
  • nombre = naam
  • para = naar
  • acostarse = naar bed gaan
  • al lado = naast
  • noche = nacht
  • noches = nachten
  • nacionalidad = nationaliteit
  • por supuesto = natuurlijk
  • Holanda = Nederland
  • no = nee
  • no

    niet / nee

  • nueve = negen
  • tomar = Nemen
  • no = niet
  • no

    niet / nee

  • nuevo = nieuwe
  • aún = nog
  • número = nummer
  • mañana = ochtend
  • mañana

    ochtend / morgen

  • si = of
  • oferta = offerte
  • vale = oké
  • a qué hora? = om hoe laat?
  • a qué hora?

    om hoe laat? / hoe laat?

  • porque = omdat
  • más o menos = ongeveer
  • nuestro = ons
  • nuestro

    onze / ons

  • desayuno = ontbijt
  • nuestro = onze
  • nuestro

    onze / ons

  • también = ook
  • en = op
  • en

    op / in

  • en régimen de alojamiento = op basis van logies
  • a nombre de quíen? = op naam van wie?
  • abrir = openen
  • inaugurar / abrir

    openen

  • solucionar = oplossen
  • levantarse = opstaan
  • mandar = opsturen
  • organizar = organiseren
  • dentro = over
  • en general = over het algemeen
  • cambiar = overstappen
  • unos = Paar
  • perdón = Pardon
  • aparcamiento = parkeerplaats
  • por = per
  • persona = persoon
  • museo de picasso = picasso-museum
  • sitio = plaats
  • hablar = praten
  • precio = prijs
  • problema = probleem
  • por ciento = procent
  • programa = programma
  • recepción = receptie
  • a la derecha = rechts
  • viaje = reis
  • agencia de viajes = reisbureau
  • cuenta = rekening
  • reservar = reserveren
  • reserva = reservering
  • restaurante = restaurant