Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • der Aal = de aal, paling
  • an der rechten Seite = aan de rechterzijde
  • am Ende = aan het eind
  • das Therapieangebot = aanbod van therapieën
  • die Anreise / die Abfahrt = aankomst / vertrek
  • der Fähranleger = de aanlegsteiger / plaats v / h, veer
  • ansprechen = aanspreken
  • das Hinweisschild = het aanwijzingsbord
  • die Unterkunft = de accommodatie
  • abseits = afgelegen
  • abhängig = afhankelijk
  • abkühlen / frösteln = afkoelen / koud hebben
  • die Klimaanlage = de airco
  • MTB (das) = ATB
  • die Badewanne = het bad / de badkuip
  • der Bademantel = de badjas
  • der Badeort, Kurort = de badplaats
  • das Gepäck / die Bagage = de bagage
  • Grillplatz (der) = barbequeplek
  • Einsteiger (der) = beginner
  • besteigen = beklimmen
  • zu erreichen = bereikbaar / te bereiken
  • verfügen über = beschikken over
  • die Bestätigung = de bevestiging
  • der Saunabesuch = het bezoek aan de sauna
  • innerorts = binnen de bebouwde kom / binnen de plaats
  • das Innenbecken = het binnenbad
  • der Feuerlöscher = het blusapparaat
  • reservieren / buchen = boeken
  • Bogen schießen = boogschieten
  • unscharf = bot (niet scherp)
  • der Brandmelder omgeving = de brandmelder
  • Brotspieß (der) = broodspies
  • das Außenbecken = het buitenbad
  • der Schreibtisch = het bureau
  • der Hauptbahnhof = het centraal station
  • die zentrale Lage = de centrale ligging
  • die Anlage = het complex
  • Ein Kongreß = congres, een
  • der Tagungsraum / Tagungsräume = de congresruimte / de congresruimten
  • der Tagungsbereich = de congressector
  • die Kultur = de cultuur
  • die Dünen = de duinen
  • der Eimer = de emmer
  • das einzige Haus = het enige huis
  • anerkannt = erkend
  • das Zustellbett = het extra bed
  • zusätzlich = extra
  • Radkarten der Umgebung = fietskaarten van de
  • die Fahrradstrecke = de fietsroute
  • Fahrradverleih (der) = fietsverhuur
  • der Stau = de file
  • Dufte = gaaf
  • Gebrauch machen von = gebruik maken van
  • die Entfernungsangaben = de gegevens over afstand
  • gültig = geldig
  • schallgeschützt = geluiddicht
  • die Handyeignung = geschikt voor mobieltjes
  • zusammen, alle zusammen = gezamenlijk
  • der Golfplatz = de golfbaan
  • die Liegewiese = het grasveld / de ligweide (om te zonnen)
  • graben = graven
  • Turnschuhe (die) = gymschoenen
  • Halbpension, Vollpension = halfpension, volpension
  • der Hering = de haring
  • das Festland = het vaste land
  • der Standort = hier bevindt u zich
  • hoteleigener Park = hotelpark, het
  • mieten, leihen = huren
  • an die frische Luft gehen = in de frisse lucht / naar buiten gaan
  • seinerzeit = in die tijd
  • auf jedem Fall = in elk geval
  • im Wald = in het bos
  • einbegriffen = inbegrepen
  • Indianertanz (der) = indianendans
  • der Informationsprospekt = de informatiefolder
  • der Tintenfisch = de inktvis
  • der Internetzugang = de internettoegang
  • klauen (stehlen) = jatten (stelen)
  • die Seilbahn = de kabelbaan
  • das Kaminzimmer = de kamer met open haard
  • die Zimmerausstattung = de kamerinrichting
  • Zimmer mit Verbindungstüren = kamers met verbindingsdeuren
  • Lagerfeuer (das) = kampvuur
  • die Sandburg = het kasteel van zand
  • die Ausstattungsmerkmale = de kenmerken van de inrichting
  • die Küche = de keuken
  • Kind (das) = kind
  • Kinder (die) = kinderen
  • die Kinderbetreuung = de kinderopvang
  • Umkleidekabine Damen / Herren = kleedhokje dames /
  • die Schliessfächer = de kluisjes
  • die kalte Dusche = de koude douche
  • der Zeitungsstand = de krantenstandaard
  • der Kräutertee = de kruidenthee
  • das Lesezimmer = de leeskamer / leesruimte
  • achten auf = letten op
  • Limo (die) = limonade
  • jodhaltigen Luft = lucht met jodium erin
  • faulenzen = luieren
  • das Luxushotel = het luxe hotel
  • Diabetikerkost diabetespatiënten / vegetarische Kost vegetariërs = maaltijden voor
  • die Reitanlage = de manege
  • die meisten Unterkünfte = de meeste accommodaties
  • Mit Aufpreis / Zuschlag = met toeslag
  • das Mittelmeer = de Middellandse Zee
  • ein schöner Panoramablick / Ausblick = mooi vergezicht, een
  • ein schöner Fußweg = mooi voetpad, een
  • nach Verfügbarkeit = naar beschikbaarheid
  • die Natur = de natuur
  • unweit + 2 = niet ver van … vandaan
  • der Notausgang = de nooduitgang
  • die Nordsee = de Noordzee
  • die Nordseeinsel = het Noordzee-eiland
  • zum Abkühlen = om af te koelen
  • umziehen = omkleden
  • unten = onderaan
  • die Tiefgarage = de ondergrondse parkeergarage
  • der Flucht- und Rettungsplan = het ontruimingsplan
  • die Empfänge = de ontvangsten / recepties
  • die Ostsee = de Oostzee
  • zu bestimmten Zeiten = op bepaalde momenten / tijden
  • Auf Urlaub in den Niederlanden = op vakantie in Nederland
  • Aufbauen, abbauen = opbouwen, afbreken
  • abholen = ophalen
  • das Lager = de opslagruimte
  • die Eltern = de ouders
  • Übernachtung mit Frühstück = overnachting met ontbijt,
  • die Überfahrt = de overtocht
  • der Pier = de pier
  • Pfeile (die) = pijlen
  • Platz nehmen / sich setzen = plaatsnemen / gaan zitten
  • Standplatznummer (die) = plaatsnummer
  • Tor (das) = poort
  • geradeaus = rechtdoor
  • die Rettungsweste = het reddingsvest
  • das Reservierungsformular = het reserveringsformulier
  • die Reservierungsgebühr / die Reservierungskosten = de reserveringskosten
  • die Gaststätte / das Restaurant = het restaurant
  • die Riesenrutsche = de reuzeglijbaan
  • die Saunaführung = de rondleiding door de sauna
  • großzügig = royaal
  • ausruhen / sich ausruhen = rusten
  • die Säfte = de sapjes
  • der Saunabereich = het saunagebied
  • die Muschel = de schelp
  • schräg gegenüber = schuin tegenover
  • scheu = schuw
  • Spielplatz (der) = speelplaats
  • das Dampfbad = het stoombad
  • zur Verfügung stehen = ter beschikking staan
  • Indianerzelt (der) = tipi
  • die Kurtaxe = de toeristenbelasting
  • der Gipfel = top (van een berg)
  • der Turm = de toren
  • insgesamt = totaal
  • der Transfer zum Hotel = de transfer naar het hotel
  • die Bahn, der Zug = de trein
  • die Zwiebel = de ui
  • die Cocktaileinladung = de uitnodiging voor een drankje
  • oft, öfters = vaak, vaker
  • die Ferien verbringen = de vakantie doorbrengen
  • der Urlaub = de vakantie
  • vom Badestrand entfernt = van het strand vandaan
  • auf Grund = vanwege
  • v.m. (vieles mehr) = veel meer
  • die Fähre = het veer
  • die Fährpreise = de veerprijzen
  • unterschiedliche / verschiedene = verschillende (van elkaar verschillend)
  • der Fisch = vis
  • die Fischbude = viskraam
  • die Fahnen = Vlaggen
  • der Flughafen = het vliegveld
  • der Fluchtweg = de vluchtweg
  • ausgebucht = volgeboekt
  • der Erwachsene = volwassene
  • die Erwachsenen = volwassenen
  • freier Eintritt = vrije toegang
  • die Watteninsel = het waddeneiland
  • der Wellnessbereich = het wellnessgebied
  • weltweit = wereldwijd
  • Wildpfad (der) = wilpad
  • der Wintergarten = de wintertuin
  • Yrseke = Yrseke
  • die Meeresklimakabine = de zeeklimaatcabine / de zeeluchtcabine
  • sich befinden hinter, vor, neben, bei = zich bevinden achter, voor, naast, bij
  • die Atemwegserkrankungen = de ziektes van de luchtwegen
  • Waldrand (der) = zoom van het bos
  • die Badehose = de zwembroek