Canterbury tales

Canterbury tales

Deze strip van Lük Bey is losjes gebaseerd op de klassieker 'Canterbury tales' van Geoffrey Chaucer. Een vermakelijk verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen.
Start direct met lezen
Inhoudsopgave. 
De strip is ook te downloaden als iPad app. Met dank aan uitgeverij Bonte.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • fifth = vijfde
  • ... third, fourth, fifth ...

    ... derde, vierde, vijfde ...

  • quality = kwaliteit
  • The trader has a brand new stock. Top quality!

    De handelaar heeft een gloednieuwe voorraad. Top kwaliteit!

  • tales = verhalen
  • You can tell each other tales along the way.

    Je kan elkaar onderweg verhalen vertellen.

  • dropped = gedaald
  • The quality of the tales has dropped considerably.

    De kwaliteit van de verhalen is aanzienlijk gedaald.

  • considerably = aanzienlijk
  • The quality of the tales has dropped considerably.

    De kwaliteit van de verhalen is aanzienlijk gedaald.

  • miller = molenaar
  • A miller is a person who owns or operates a mill.

    Een molenaar is een persoon die eigenaar is van of werkt in een molen.

  • reeve = rentmeester
  • A reeve is an old name for steward.

    rentmeester

  • something = iets
  • Can something be done about that?

    Kan daar iets aan gedaan worden?

  • Certainly = Zeker
  • Certainly, Lady Eglantine.

    Zeker, Dame Eglantine.

  • Lady = Dame
  • Certainly, Lady Eglantine.

    Zeker, Dame Eglantine.

  • next = volgende
  • Who is next in line?

    Wie is de volgende in de rij?

  • without = zonder
  • Listen all of you, to this tale which manages to be amusing without being offensive.

    Luister goed allemaal. Dit verhaal is amusant zonder beledigend te zijn.

  • offensive = beledigend
  • Listen all of you, to this tale which manages to be amusing without being offensive.

    Luister goed allemaal. Dit verhaal is amusant zonder beledigend te zijn.

  • Listen = Luister
  • Listen all of you, to this tale which manages to be amusing without being offensive.

    Luister goed allemaal. Dit verhaal is amusant zonder beledigend te zijn.

  • educational = educatief
  • And it's educational, too!

    En het is ook nog educatief!

  • proud = trots
  • Chanticleer, an easy-going but proud cock got up very early this morning.

    Chanticleer, een brave, maar trotse haan stond heel vroeg op vanmorgen.

  • cock = haan
  • No amount of cunning or flattery could lure the cock down from the tree.

    Geen enkele hoeveelheid van sluwheid of vleierij kon de haan uit de boom lokken.

  • very = heel
  • Chanticleer, an easy-going but proud cock got up very early this morning.

    Chanticleer, een brave, maar trotse haan stond heel vroeg op vanmorgen.

  • early = vroeg
  • Chanticleer, an easy-going but proud cock got up very early this morning.

    Chanticleer, een brave, maar trotse haan stond heel vroeg op vanmorgen.

  • six o'clock = zes uur
  • At six o'clock the evening starts.

    Om zes uur begint de avond.

  • Suddenly = Opeens
  • Suddenly Sir Russell the fox appears by the fence.

    Opeens verschijnt de vos Russell bij het hek.

  • appear = verschijnt
  • Suddenly Sir Russell the fox appears by the fence.

    Opeens verschijnt de vos Russell bij het hek.

  • fence = hek
  • Suddenly Sir Russell the fox appears by the fence.

    Opeens verschijnt de vos Russell bij het hek.

  • since = Sinds
  • Ever since he ate the cock's parents, their relationship has been fairly tense.

    Sinds hij de ouders van de haan at, is hun relatie redelijk gespannen.

  • cock = haan
  • Ever since he ate the cock's parents, their relationship has been fairly tense.

    Sinds hij de ouders van de haan at, is hun relatie redelijk gespannen.

  • parents = ouders
  • Ever since he ate the cock's parents, their relationship has been fairly tense.

    Sinds hij de ouders van de haan at, is hun relatie redelijk gespannen.

  • fairly = nogal
  • Ever since he ate the cock's parents, their relationship has been fairly tense.

    Sinds hij de ouders van de haan at, is hun relatie nogal gespannen.

  • tense = gespannen
  • Ever since he ate the cock's parents, their relationship has been fairly tense.

    Sinds hij de ouders van de haan at, is hun relatie nogal gespannen.

  • ruler = leider
  • The noble ruler of beasts and men

    De edele leider van beesten en mensen

  • beasts = beesten
  • The noble ruler of beasts and men

    De edele leider van beesten en mensen

  • father = vader
  • Your parents are your father and your mother.

    Je ouders zijn je vader en je moeder.

  • morning = ochtend
  • In the early morning the sun rises.

    In de vroege ochtend komt de zon op.

  • powerful = krachtig
  • the fighter has a powerful stroke.

    De vechter heeft een krachtige slag.

  • like = zoals
  • Do you want to be like him?

    Wil jij zijn zoals hem?

  • powerful = krachtig
  • The fighter has a powerful stroke.

    De vechter heeft een krachtige slag.

  • voice = stem
  • The singer has a powerful voice.

    De zanger heeft een krachtige stem.

  • morning = ochtend
  • In the early morning the sun rises.

    In de vroege ochtend komt de zon op.

  • again = opnieuw
  • Oh no, not again!

    Oh nee, niet opnieuw!

  • pride = trots
  • And Chanticleer, blinded by his pride, rises up and prepares to sing ...

    En Chanticleer, verblind door zijn trots, stijgt op en bereidt zich voor om te zingen ...

  • blinded = verblind
  • And Chanticleer, blinded by his pride, rises up and prepares to sing ...

    En Chanticleer, verblind door zijn trots, stijgt op en bereidt zich voor om te zingen ...

  • prepares = bereidt zich voor
  • And Chanticleer, blinded by his pride, rises up and prepares to sing ...

    En Chanticleer, verblind door zijn trots, stijgt op en bereidt zich voor om te zingen ...

  • sing = zingen
  • Can you sing a song?

    Kan je een liedje zingen?

  • trapped = opgesloten
  • ... when he finds himself trapped between Sir Russell's jaws ...

    ... toen vond hij hemzelf opgesloten tussen Meneer Russell's kaken ...

  • jaws = kaken
  • ... when he finds himself trapped between Sir Russell's jaws ...

    ... toen vond hij hemzelf opgesloten tussen Meneer Russell's kaken ...

  • himself = hemzelf
  • ... when he finds himself trapped between Sir Russell's jaws ...

    ... toen vond hij hemzelf opgesloten tussen Meneer Russell's kaken ...

  • Blast = verrekt
  • Blast! Well, I have only my vanity to blame.

    verrekt! Nou, ik kan alleen mijn ijdelheid de schuld geven.

  • vanity = ijdelheid
  • Blast! Well, I have only my vanity to blame.

    Verrekt! Nou, ik kan alleen mijn ijdelheid de schuld geven.

  • to blame = overtuigd
  • His friends are convinced that Death himself is to blame for this.

    Zijn vrienden zijn ervan overtuigd dat de enige schuldige de dood zelf is.

  • only = alleen
  • The lawyer is paid only if he wins.

    De advocaat wordt alleen betaald als hij wint.

  • Wait = Wacht
  • Wait for me!

    Wacht op mij!

  • wisdom = wijsheid
  • ...a great man, who spoke words of great wisdom.

    ... een groot man, die sprak woorden van grote wijsheid.

  • experience = ervaring
  • With your experience I am no match for you.

    Met jouw ervaring ben ik geen partij voor jou.

  • no match = geen partij
  • With your experience I am no match for you.

    Met jouw ervaring ben ik geen partij voor jou.

  • owner = eigenaar
  • Can you persuade my owner, the lady of the farm?

    Kun je mijn eigenaar, de dame van de boerderij overtuigen?

  • lady = dame
  • The lady is riding on the horse.

    De dame rijdt op het paard.

  • farm = boerderij
  • At the farm they are growing crops.

    Op de boerderij groeien ze gewassen.

  • fox = vos
  • The quick red fox.

    De rode en snelle vos.

  • boy = jongen
  • I knew him when he was a little boy.

    Ik kende hem toen hij nog een kleine jongen was.

  • true = waar
  • Any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    Voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • cunning = sluwheid
  • No amount of cunning or flattery could lure the cock down from the tree.

    Geen enkele hoeveelheid van sluwheid of vleierij kon de haan uit de boom lokken.

  • flattery = vleierij
  • No amount of cunning or flattery could lure the cock down from the tree.

    Geen enkele hoeveelheid van sluwheid of vleierij kon de haan uit de boom lokken.

  • safety = veiligheid
  • Guests ran for safety away from the fire.

    Gasten renden voor de veiligheid weg van de brand.

  • tree = boom
  • Get out of that tree!

    Ga uit de boom!

  • once again = opnieuw
  • The summoner and the friar were once again having a mild disagreement

    De deurwaarder en de monnik hadden opnieuw een onenigheid

  • day = dag
  • On the fourth day

    Op de vierde dag

  • summoner = deurwaarder
  • The summoner and the friar were once again having a mild disagreement.

    De deurwaarder en de monnik hadden opnieuw een onenigheid.

  • fourth = vierde
  • On the fourth day

    Op de vierde dag

  • disagreement = onenigheid
  • The summoner and the friar were once again having a mild disagreement.

    De deurwaarder en de monnik hadden opnieuw een onenigheid.

  • thief = dief
  • The thief stole an expensive watch.

    De dief stal een duur horloge.

  • filthy = smerige
  • Something that is filthy is very dirty indeed.

    Iets dat smerig is is heel erg vuil.

  • Gentlemen = Heren
  • Gentlemen! A bit of dignity please.

    Heren! Een beetje waardigheid alstublieft.

  • please = alstublieft
  • Gentlemen! A bit of dignity please.

    Heren! Een beetje waardigheid alstublieft.

  • dignity = waardigheid
  • Gentlemen! A bit of dignity please.

    Heren! Een beetje waardigheid alstublieft.

  • crooks = oplichters
  • He says all summoners are crooks!

    Hij zegt dat alle deurwaarders oplichters zijn!

  • truth = waarheid
  • Well, it's the truth isn't it?

    Wel, dat is toch de waarheid, nietwaar?

  • instead = in plaats van
  • Why not tell a tale instead of shouting at each other?

    Waarom geen verhaal vertellen in plaats van tegen elkaar te schreeuwen?

  • breath = adem
  • Try to keep your breath for one minute!

    Probeer je adem één minuut in te houden!

  • shouting = schreeuwen
  • Why not tell a tale instead of shouting at each other?

    Waarom geen verhaal vertellen in plaats van tegen elkaar te schreeuwen?

  • friar = pater
  • Here begins the friar's tale.

    Hier begint het verhaal van de pater.

  • Why not = Waarom niet
  • Why not? As it happens, I know this great story about...

    Waarom niet? Toevallig ken ik een geweldig verhaal over...

  • happens = toevallig
  • As it happens, I know this great story...

    toevallig ken ik een geweldig verhaal...

  • summoner = deurwaarder
  • The summoner kicks the door in.

    De deurwaarder trapt de deur in.

  • great = geweldig
  • As it happens, I know this great story...

    Toevallig ken ik een geweldig verhaal...

  • story = verhaal
  • As it happens, I know this great story...

    Toevallig ken ik een geweldig verhaal...

  • again = opnieuw
  • Oh no, not again!

    Oh nee, niet opnieuw!

  • curious = benieuwd
  • Let him speak. I'm curious about this story.

    Laat hem uitspreken. Ik ben benieuwd naar dit verhaal.

  • summoner = deurwaarder
  • The summoner kicks the door in.

    De deurwaarder trapt de deur in.

  • Once upon a time = Op een dag
  • Once upon a time, a summoner ran into a stranger who said..

    Op een dag kwam een deurwaarder een vreemdeling tegen die zei...

  • stranger = vreemdeling
  • Once upon a time, a summoner ran into a stranger who said..

    Op een dag kwam een deurwaarder een vreemdeling tegen die zei...

  • disguised = vermomd
  • I am a demon from hell, disguised as a human.

    Ik ben een demon uit de hel, vermomd als een mens.

  • summoner = deurwaarder
  • The summoner kicks the door in.

    De deurwaarder trapt de deur in.

  • concerned = bezorgd
  • Our summoner didn't seem overly concerned.

    Onze deurwaarder leek niet al te bezorgd.

  • hat = hoed
  • I like your hat. You have good taste,

    Leuke hoed. U hebt een goede smaak.

  • taste = smaak
  • I like your hat. You have good taste,

    Leuke hoed. U hebt een goede smaak.

  • together = samen
  • He got along famously with this devil and they marched on together.

    Hij kon het goed vinden met deze duivel en ze trokken samen verder.

  • cruel = wreed
  • Hahaha! Yes, I also use that method, although I find it a little too cruel.

    Hahaha! Ja, ik gebruik die methode ook, alhoewel ik hem een beetje te wreed vind.

  • although = alhoewel
  • Hahaha! Yes, I also use that method, although I find it a little too cruel.

    Hahaha! Ja, ik gebruik die methode ook, alhoewel ik hem een beetje te wreed vind.

  • little = beetje
  • I also use that method, although I find it a little too cruel.

    Ik gebruik die methode ook, alhoewel ik hem een beetje te wreed vind.

  • use = gebruik
  • I also use that method, although I find it a little too cruel.

    Ik gebruik die methode ook, alhoewel ik hem een beetje te wreed vind.

  • Damn = Verdomde
  • Damn horses! Refusing to obey.

    Verdomde paarden! Weigeren om te gehoorzamen.

  • obey = gehoorzamen
  • Damn horses! Refusing to obey.

    Verdomde paarden! Weigeren om te gehoorzamen.

  • Refusing = Weigeren
  • Damn horses! Refusing to obey.

    Verdomde paarden! Weigeren om te gehoorzamen.

  • both = allebei
  • The devil take you both!

    De duivel hale jullie allebei!

  • devil = duivel
  • What kind of devil are you?

    Wat voor soort duivel ben jij?

  • finally = eindelijk
  • finally, after long waiting, they could continue their journey.

    eindelijk, na lang wachten konden ze hun reis voortzetten.

  • gentlemen = heren
  • Good day, gentlemen.

    Goede dag, heren.

  • horses = paarden
  • He offered you those two horses and you didn't take them!

    Hij bood je die twee paarden aan en je nam ze niet mee!

  • take = nam
  • He offered you those two horses and you didn't take them!

    Hij bood je die twee paarden aan en je nam ze niet mee!

  • Kind = Soort
  • What Kind of devil are you?

    Wat voor Soort duivel ben jij?

  • devil = duivel
  • The devil take you both!

    De duivel hale jullie allebei!

  • riding = rijden
  • We could have been riding horses now!

    We hadden nu kunnen paardrijden!

  • now = nu
  • We could have been riding horses now!

    We hadden nu kunnen paardrijden!

  • curse = vloek
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vloek. Oprecht en alles!

  • real = echte
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vervloeking. Oprecht en alles!

  • thing = ding
  • What kind of thing is that?

    Wat voor soort ding is dat?

  • thinking = denken
  • About what are you thinking now?

    Waaraan ben je nu aan het denken.

  • another = ander
  • He was saying one thing and thinking another.

    Hij zei het ene en dacht het ander.

  • fair = eerlijk
  • It wouldn't have been fair!

    Het zou niet eerlijk zijn geweest!

  • sentence = veroordelen
  • I sentence you to a twelve pence fine, old crone!

    Ik veroordeel je tot een boete van twaalf pence oud vrouwtje!

  • twelve = twaalf
  • I sentence you to a twelve pence fine.

    Ik veroordeel je tot een boete van twaalf pence.

  • old = oud
  • How old are you anyway?

    Hoe oud ben je eigenlijk?

  • pay = betaal
  • pay me or I'll have you summoned to court tomorrow!

    betaal me of ik laat je morgen voor het gerecht komen!

  • court = gerecht
  • Pay me or I'll have you summoned to court tomorrow!

    Betaal me of ik laat je morgen voor het gerecht komen!

  • gladly = graag
  • The devil take you! And when he does, I'll gladly give him my frying pan too!

    De duivel hale je! En als hij dat doet dan geef ik hem graag ook mijn bakpan!

  • frying pan = bakpan
  • The devil take you! And when he does, I'll gladly give him my frying pan too!

    De duivel hale je! En als hij dat doet dan geef ik hem graag ook mijn bakpan!

  • very well = heel goed
  • What! You know very well I didn't do anything wrong, you fiend!

    Wat! Je weet heel goed ik niks misdaan heb, uitzuiger!

  • anything = iets
  • Did you do anything wrong?

    Heb jij iets fout gedaan?

  • wrong = fout
  • Did you do anything wrong?

    Heb jij iets fout gedaan?

  • doesn't matter = niet toe doet
  • And you know very well that that doesn't matter.

    En u weet heel goed dat dat er niet toe doet.

  • order = beveel
  • I order you to hand over that new frying pan as well!

    Ik beveel je om die nieuwe koekenpan ook te overhandigen!

  • resisting = tegenwerken
  • He was charged with resisting arrest.

    Hij werd beschuldigd van verzet tegen arrestatie.

  • new = nieuw
  • A whole new life here, Woody.

    nieuw

  • call = noem
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vervloeking. Oprecht en alles!

  • curse = vloek
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vloek. Oprecht en alles!

  • real = echte
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vervloeking. Oprecht en alles!

  • Heartfelt = Oprecht
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vervloeking. Oprecht en alles!

  • everything = alles
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vervloeking. Oprecht en alles!

  • but = maar
  • but.....

    maar....

  • nice = mooi
  • A nice pan. The guys will be thrilled!

    Een mooie pan. De jongens zullen enthousiast zijn!

  • thrilled = enthousiast
  • A nice pan. The guys will be thrilled!

    Een mooie pan. De jongens zullen enthousiast zijn!

  • resemblance = gelijkenis
  • Any resemblance to persons living or dead is purely intentional!

    Elke gelijkenis met bestaande personen levend of dood is puur opzet!

  • living = levend
  • Any resemblance to persons living or dead is purely intentional!

    Elke gelijkenis met bestaande personen levend of dood is puur opzet!

  • dead = dood
  • Any resemblance to persons living or dead is purely intentional!

    Elke gelijkenis met bestaande personen levend of dood is puur opzet!

  • purely = puur
  • Any resemblance to persons living or dead is purely intentional!

    Elke gelijkenis met bestaande personen levend of dood is puur opzet!

  • intentional = opzettelijk
  • Any resemblance to persons living or dead is purely intentional!

    Elke gelijkenis met bestaande personen levend of dood is puur opzettelijk!

  • group = groep
  • The group continued onwards, more enthusiastic than ever...

    De groep ging verder, enthousiaster dan ooit ...

  • continued = vervolgen
  • They continued their journey.

    Zij vervolgen hun reis.

  • enthusiastic = enthousiast
  • The pilgrims were very enthusiastic about Canterbury.

    De pelgrims waren erg enthousiast over Canterbury.

  • onwards = verder
  • The group continued onwards, more enthusiastic than ever...

    De groep ging verder, enthousiaster dan ooit ...

  • shoes = schoenen
  • Well done. But I wouldn't want to be in your shoes when it's his turn.

    Goed gedaan. Maar ik zou niet in je schoenen willen staan wanneer het zijn beurt is.

  • turn = beurt
  • Well done. But I wouldn't want to be in your shoes when it's his turn.

    Goed gedaan. Maar ik zou niet in je schoenen willen staan wanneer het zijn beurt is.

  • Well done = Goed gedaan
  • Well done. But I wouldn't want to be in your shoes when it's his turn.

    Goed gedaan. Maar ik zou niet in je schoenen willen staan wanneer het zijn beurt is.

  • approaching = benaderen
  • ... as they were approaching their destination.

    ... als ze hun bestemming benaderen.

  • destination = bestemming
  • ... as they were approaching their destination.

    ... als ze hun bestemming benaderen.

  • friar = pater
  • Here begins the friar's tale.

    Hier begint het verhaal van de pater.

  • colleagues = collega's
  • Like many of his colleagues, this well-fed servant of God lived off whatever people would give him.

    Zoals zijn collega's leefde deze weldoorvoede gods dienaar van wat de mensen hem gaven.

  • servant = dienaar
  • Like many of his colleagues, this well-fed servant of God lived off whatever people would give him.

    Zoals zijn collega's leefde deze weldoorvoede gods dienaar van wat de mensen hem gaven.

  • people = mensen
  • Like many of his colleagues, this well-fed servant of God lived off whatever people would give him.

    Zoals zijn collega's leefde deze weldoorvoede gods dienaar van wat de mensen hem gaven.

  • In return = In ruil
  • In return for which he promised to remember them in his prayers.

    In ruil beloofde hij dan hen te onthouden in zijn gebeden.

  • remember = onthouden
  • In return for which he promised to remember them in his prayers.

    In ruil beloofde hij dan hen te onthouden in zijn gebeden.

  • prayers = gebeden
  • In return for which he promised to remember them in his prayers.

    In ruil beloofde hij dan hen te onthouden in zijn gebeden.

  • promised = beloofde
  • In return for which he promised to remember them in his prayers.

    In ruil beloofde hij dan hen te onthouden in zijn gebeden.

  • sick = ziek
  • Then one day, he visited a sick man at home.

    Op een dag, bezocht hij een zieke man thuis.

  • day = dag
  • Then one day, he visited a sick man at home.

    Op een dag, bezocht hij een zieke man thuis.

  • visit = bezocht
  • Then one day, he visited a sick man at home.

    Op een dag, bezocht hij een zieke man thuis.

  • at home = thuis
  • Then one day, he visited a sick man at home.

    Op een dag, bezocht hij een zieke man thuis.

  • pray = bidden
  • I will pray for your recovery, sick man...

    Ik zal bidden voor uw herstel, zieke man ...

  • recovery = herstel
  • I will pray for your recovery, sick man...

    Ik zal bidden voor uw herstel, zieke man ...

  • dinner = maaltijd
  • ... if you let me have your dinner. After all, you shouldn't be eating in your condition.

    ... als je die maaltijd aan mij geeft. Je bent immers te zwak om te eten.

  • eat = eten
  • ... if you let me have your dinner. After all, you shouldn't be eating in your condition.

    ... als je die maaltijd aan mij geeft. Je bent immers te zwak om te eten.

  • condition = staat
  • What is the condition of the painting?

    Wat is de staat van het schilderij?

  • after all = immers
  • ... if you let me have your dinner. after all, you shouldn't be eating in your condition.

    ... als je die maaltijd aan mij geeft. Je bent immers te zwak om te eten.

  • Why would I = Waarom zou ik
  • Why would I do that? For years I've been giving to friars like you...

    Waarom zou ik? Al jaren geef ik aan paters zoals jij ...

  • years = jaren
  • Why would I do that? For years I've been giving to friars like you...

    Waarom zou ik? Al jaren geef ik aan paters zoals jij ...

  • like you = zoals jij
  • Why would I do that? For years I've been giving to friars like you...

    Waarom zou ik? Al jaren geef ik aan paters zoals jij ...

  • Watch your tongue = Let op je woorden
  • Watch your tongue, friend. That is a selfish way of thinking.

    Let op je woorden, burger. Dit is een egoïstische manier van denken.

  • thinking = denken
  • The three rioters immediately forget what brought them here, only thinking about the gold.

    Onmiddellijk vergeten de drie relschoppers wat ze hier bracht en denken ze alleen aan het goud.

  • right = gelijk
  • Of course, you are right.

    Natuurlijk, je hebt gelijk.

  • forgive me = vergeef me
  • Please, forgive me

    Alsjeblieft, vergeef me

  • treasure = schat
  • It's a treasure, so precious that I'm sitting on it to prevent it from being stolen.

    Het is een schat, zo kostbaar, dat ik zit er bovenop zit om te voorkomen dat het wordt gestolen.

  • precious = kostbaar
  • It's a treasure, so precious that I'm sitting on it to prevent it from being stolen.

    Het is een schat, zo kostbaar, dat ik zit er bovenop zit om te voorkomen dat het wordt gestolen.

  • stolen = gestolen
  • It's a treasure, so precious that I'm sitting on it to prevent it from being stolen.

    Het is een schat, zo kostbaar, dat ik zit er bovenop zit om te voorkomen dat het wordt gestolen.

  • prevent = voorkomen
  • It's a treasure, so precious that I'm sitting on it to prevent it from being stolen.

    Het is een schat, zo kostbaar, dat ik zit er bovenop zit om te voorkomen dat het wordt gestolen.

  • convent = klooster
  • Do you swear to share this gift with your brothers of the convent?

    Zweer je dat je dit geschenk zult delen met je broeders van het klooster?

  • gift = geschenk
  • Do you swear to share this gift with your brothers of the convent?

    Zweer je dat je dit geschenk zult delen met je broeders van het klooster?

  • brothers = broeders
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • share = delen
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • swear = Zweer
  • Do you swear to share this gift with your brothers of the convent?

    Zweer je dat je dit geschenk zult delen met je broeders van het klooster?

  • quit = stoppen
  • He tried to quit smoking.

    Hij probeerde te stoppen met roken.

  • Right = Recht
  • Right into my face, My Lord! Obviously I came here as quickly as I could.

    Recht in mijn gezicht, mijn heer! Uiteraard kwam ik hierheen zo snel als ik kon.

  • face = gezicht
  • Right into my face, My Lord! Obviously I came here as quickly as I could.

    Recht in mijn gezicht, mijn heer! Uiteraard kwam ik hierheen zo snel als ik kon.

  • obviously = uiteraard
  • Right into my face, My Lord! obviously I came here as quickly as I could.

    Recht in mijn gezicht, mijn heer! uiteraard kwam ik hierheen zo snel als ik kon.

  • quickly = snel
  • He dressed quickly in casual clothes.

    Hij kleedde zich snel om in casual kleding.

  • share = delen
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • brothers = broeders
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • swore = gezworen
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • behind = achter
  • stand behind me

    sta achter me

  • share = delen
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • donation = gift
  • He makes regular donations to charity.

    Hij doet regelmatig giften aan goede doelen.

  • enquiries = inlichtingen
  • Any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    Voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • true = waar
  • Any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    Voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • story = verhaal
  • Any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    Voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • towards = naar
  • Any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    Voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • regarding = betreffende
  • Any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    Voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • no-one = niemand
  • Realizing that no-one was taking him seriously, the humiliated friar gave up.

    Toen hij begreep dat niemand hem serieus nam, droop de pater vernederd af.

  • humiliated = vernederd
  • Realizing that no-one was taking him seriously, the humiliated friar gave up.

    Toen hij begreep dat niemand hem serieus nam, droop de pater vernederd af.