Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Latijn Nederlands
  • admitto (admittĕre) = toelaten / toestaan
  • muliebris, -is, -e (muliebris) = vrouwelijk / van de vrouw
  • fac = imperativus ev. van facio (facĕre)
  • medicus = arts / dokter
  • remedium = (genees)middel
  • tempto (temptare) = proberen / beproeven
  • proficio (proficĕre) = vorderen / opschieten / baten / helpen
  • pudet me = ik schaam mij
  • quomodo = hoe? / zoals
  • cedo (cedĕre) = (weg)gaan / wijken
  • ignosco (ignoscĕre) + dat. = vergeven
  • deprehensus = ppp van deprehendo (deprehendĕre) / grijpen
  • iam non / non iam = niet meer / niet langer
  • noceo (nocēre) + dat. = schade toebrengen aan / benadelen / kwaad doen
  • prosum (prodesse) = voordelig zijn / van nut zijn
  • gavisus sum b. Augustus heeft een gesprek met Cinna = perf. van gaudeo (gaudēre) / blij zijn / zich verheugen
  • inquam = zeg ik
  • adieci = perf. van adicio (adicĕre)
  • adicio (adicĕre) = toevoegen
  • insidiae, -arum (mv.) = hinderlaag / complot / aanslag
  • ferrum = ijzer / zwaard
  • conscientia = medeplichtigheid / bewustzijn / schuldbewustzijn
  • mehercule(s) = bij Hercules / waarachtig (krachtige uitroep)
  • obsto (obstare) + dat. = in de weg staan / hinderen
  • tueor (tuēri) = (be)kijken / beschermen
  • privatus, -a, -um = 1. (bijv. nw.) particulier / persoonlijk / privé-
  • iudicium = proces / vonnis / oordeel
  • supero (superare) = overwinnen / overtreffen
  • contra + acc. = tegenover / tegen
  • contra (bijw.) c. De straf van Cinna = er tegenover / daarentegen
  • utrum...an = (of)...of
  • ultro (bijw.) = bovendien / uit eigen beweging
  • consulatus, consulatus = ambt van consul / consulaat
  • habeo (habēre) + 2 acc. = beschouwen als
  • nonne...? = toch wel? (geeft aan dat op de vraag een bevestigend antwoord wordt verwacht)
  • num...? = toch niet? (geeft aan dat op de vraag een ontkennend antwoord wordt verwacht)
  • ratus + AcI = in de mening dat (part. perf. van reor)
  • reor (reri) = menen
  • patior (pati) = verdragen / dulden / ondergaan / toelaten